Karakter

De Akita Inu is van origine een Japanse hond. Qua karakter zijn het zeer trouwe, intelligente en eigenwijze honden. Maar Akita's zijn ook dominant en hebben een heel groot jachtinstinct. Dit maakt het lastig om een Akita los te laten lopen. Ondanks dat ze intelligent zijn, hebben Akita's een consequente en respectvolle opvoeding en training nodig. Een harde aanpak werkt vaak averechts bij deze honden en als ze eenmaal iets verkeerds aanleren, is het lastig om het weer af te leren. Akita's zijn goede huishonden: ze kunnen heel goed met kinderen omgaan en waken over het gezin. Het is wel belangrijk om de kinderen te leren op zekere momenten de hond ook met rust te laten. Ook een Akita heeft immers zijn rustmoment nodig. Met andere honden en katten binnen hetzelfde huishouden kan de Akita over het algemeen goed overweg, maar door de jachtinstinct en dominantie kan er een strijd ontstaan met dieren buiten het gezin. 


Uiterlijk

De Akita heeft een 'Urajiro' patroon. Dit houdt de witte vacht rond de voorsnuit, wangen, onderkant van kaak, nek, borst, lichaam, staart en aan de binnenzijde van de benen in. Er zijn vier erkende kleuren van de Akita Inu: Rood en wit, Brindle, Wit en Sesam. De oren zijn driehoekig (punten licht afgerond) en staan vooruit gebogen, de snuit is puntig en de staart is in een krulvorm. Akita's hebben een ondervacht en een bovenvacht, waardoor ze erg goed tegen de kou kunnen.


Gezondheid

Binnen het ras van de Akita Inu zijn er meerdere erfelijke aandoeningen. Dit zijn aandoeningen die ouderdieren die hier aan lijden doorgeven aan de nakomelingen. Het RvB en de rasverenigingen verplichten het om 3 van deze aandoeningen te testen alvorens te fokken met de Akita. Deze zijn Heupdysplasia, Patella Luxatie en ECVO. Met ouderdieren die (ernstig) lijden aan deze aandoeningen mag niet worden gefokt. Zo wordt er gestreefd naar het verminderen van de erfelijke aandoeningen binnen een ras. 


Heupdysplasia wordt vastgesteld door middel van een röntgenfoto van de heupen, waarbij er een uitslag van HD-A - HD-E wordt gegeven. 

Er zijn verschillende FCI-einduitslagen mogelijk:

  • HD-A (=negatief): je hond is op basis van de röntgenfoto vrij van HD; 
  • HD-B (=overgangsvorm): op de foto’s zijn kleine veranderingen zichtbaar die het gevolg zijn van heupdysplasie;
  • HD-C (=licht positief) of HD D (=positief): je hond laat duidelijke veranderingen zien die passen in het ziektebeeld van HD;
  • HD-D (=positief) betekent dat bij de hond duidelijke veranderingen, passend in het ziektebeeld van HD zijn gevonden;

  • HD-E (=positief in optima forma): de heupgewrichten zijn ernstig misvormd.


De volgende combinaties zijn wel/niet toegestaan bij het fokken:



Patella Luxatie wordt vastgesteld door een gespecialiseerde dierenarts. Wanneer tijdens het staan of lopen de patella luxeert (van z'n plaats schiet), heeft de hond geen kracht meer in het been om het gewicht te dragen: de hond zakt dan door zijn pootje of durft er niet meer volledig op te staan. Daardoor toont het dier een kreupelheid. Vaak is er te zien dat hierbij de tenen naar binnen zijn gedraaid en de hak naar buiten.


De volgende combinaties zijn wel/niet toegestaan bij het fokken:



ECVO wordt vastgesteld door een gespecialiseerde dierenarts. Bij het ECVO onderzoek wordt de hond onderzocht op diverse oogafwijkingen:

  • Retinadegeneratie of Progressieve Retina Atrofie (PRA): een groep van erfelijke netvliesafwijkingen die bij veel rassen voorkomt en in het eindstadium tot blindheid leidt.
  • Cataract (congenitaal): aangeboren grauwe staar.
  • Retina Dysplasie (RD): aangeboren netvliesafwijking.
  • Collie Eye Anomalie: aangeboren afwijking van het netvlies, het vaatvlies en de oogzenuw.
  • Ligamentum pectinatum abnormaliteit (Goniodysplasie): aangeboren afwijking van de afvoer van het oogvocht. Een deel van de honden met deze afwijking ontwikkelt hoge oogdruk (glaucoom)
  • Entropion: afwijking waarbij een ooglid (meestal het onderooglid) naar binnen draait.
  • Distichiasis: abnormale haargroei in o.a. de ooglidrand, waardoor het oog kan beschadigen.
  • Cataract (niet-congenitaal): Staar. In de lens zijn troebelingen aanwezig. Cataract kan aan één oog of aan beide ogen voorkomen. Onderscheid met de bekende blauwe waas bij oudere honden (een normaal verouderingsproces) is meestal goed te maken.
  • Lensluxatie: loslaten van de lens. Dit kan een drukverhoging (glaucoom) in het oog veroorzaken en zo tot blindheid leiden.
  • Microphtalmie: afwijking met te kleine, onderontwikkelde oogbollen.
  • Cornea Dystrofie: troebel hoornvlies, meestal centraal op het hoornvlies.

Bij dekking mag de uitslag niet ouder zijn dan 1 jaar. Een ouderdier met de afwijking distichiasis mag voor de fok worden ingezet in combinatie met een ouderdier dat distichiasis vrij is. Voor alle verdere onderdelen van het ECVO onderzoek dienen fokdieren vrij te zijn van aanwezige oogafwijkingen.


Amelogenesis Imperfecta
Amelogenesis Imperfecta (AI) wordt getest in een laboratorium met een DNA-monster van de hond. Het is een erfelijke afwijking die de ontwikkelingen van tanden en het tandglazuur beïnvloeden. De afwijking heeft effect op de melktanden en het volwassen gebit. Het is herkenbaar aan afwijkingen van het glazuur en bruine tanden. Aangetaste tanden zijn vaak klein en puntig, met grotere ruimte tussen de tanden en kiezen. Andere organen of weefsels zijn niet aangetast door deze ziekte. Het heeft dus geen invloed op de algehele gezondheid van de hond.


VRIJ: Een dier kan vrij zijn en heeft in dat geval twee gezonde allelen (N/N). Dit dier zal bij gebruik in de fokkerij geen afwijkingen krijgen en kan de mutatie niet doorgeven aan de volgende generatie.

DRAGER: Een dier is drager en heeft een gezond allel en een defect allel (N/AI). Het dier zal het mutante (defecte) allel aan de helft van zijn nakomelingen doorgeven. Dragers zullen geen symptomen hebben. Ze hebben zelf de aandoening dus niet, maar dragen het wel in hun genen mee.

LIJDER: Een dier is lijder en heeft dus twee defecte allelen (AI/AI). Lijders geven het afwijkende allel door aan al hun nakomelingen in de volgende generatie en krijgen zelf symptomen die horen bij de aandoening.


Wij zullen enkel met dieren fokken die vrij zijn van AI óf met een ouder die drager is in combinatie met een ouder die vrij is van AI. Zo voorkomen wij dat de nakomelingen een lijder zullen zijn van deze aandoening.


Daarnaast zijn er nog diverse aandoeningen die relevant zijn voor de Akita, maar deze kunnen niet worden onderzocht.


Sebaceous Adenitis

Sebadenitis (SA) is een ontsteking en een verstoring van de talgklieren. Bij een gezonde hond produceren de talgklieren een vetlaagje op de huid die het uitdrogen van de huid en de haren tegengaat en de huid tegen bepaalde kiemen beschermt. De talgklieren doen bovendien ook nog mee aan de vorming van hoornlaag op de huid. Bij Sebadenitis gaan de talgklieren verloren waardoor de verhoorning wordt verstoord, de hoornlaag word dikker, de huid wordt schilferig. Er is helaas geen onderzoek die dit kan vaststellen. Pas wanneer de hond symptomen heeft en dus een lijder is, kan de aandoening vastgesteld worden.


Vogt-Koyanaga-Harada Disease

VKH is een erfelijke auto-immuunziekte. Men is van mening dat elke vorm van stress de ziekte kan veroorzaken. In de meeste gevallen zijn er symptomen te zien, met depigmentatie en bindvliesontsteking (aantasting van het oogwit en rode oogranden) als belangrijkste kenmerken. Bindvliesontsteking wordt vaak gevolgd door een loslatend netvlies, waarbij een melkblauw oppervlak de oogbol kleurt. Dit is echt een medische noodsituatie en zonder behandeling zal de hond blind worden. De ziekte treft slijmvlies gebieden, zoals de oogleden, mond, anus, vulva en soms de voetenzolen van de hond. Er is een duidelijk zichtbaar verlies van pigmentatie in deze gebieden, vaak met korsten en blaren. Honden worden meestal getroffen op een leeftijd van 18 tot 20 maanden. Er is geen genezing en er zijn geen methoden om dieren te testen op VKH. 


Met honden die SA en/of VKH hebben wordt uiteraard niet gefokt. 


Bron: Nippon Inu, NVAI, Combibreed.